Franz Joseph Haydn

Het dorpje Rohrau, de geboorteplaats van Haydn, ligt ongeveer een uur van de rivier de Leitha, een rechterzijtak van de Donau. In dit provincienest leefde de oude Haydn als wagenmaker, en ook zijn vrouw was iemand met weinig ontwikkeling. Joseph was op een na de oudste uit een gezin van 15 kinderen; hij zal dus wel niets overdreven hebben, toen hij later vaak sprak over zijn moeilijke en zorgelijke jeugd. De oude Haydn had een mooie tenorstem en begeleidde zichzelf op een harp, zonder een noot te kennen.

Al snel hoorde hij uit het zuivere sopraanstemmetje van zijn zoon diens ongewone muzikaliteit; hoewel de moeder Joseph liever geestelijke had laten worden, kregen vader en zoon toch hun zin: de jongen ging voor muzikant leren bij een neef, een dorpsonderwijzer, die ook de kerkmuziek van zijn woonplaats Hainburg verzorgde. Prettig heeft Haydn het daar niet gehad en dus was hij blij, toen hij na twee jaar als koorknaap van de Stephansdom te Wenen werd aangenomen.

Hier werkte hij hard en dat hij het zich bij het componeren niet zo makkelijk maakte, blijkt uit een twaalfstemmig ‘Salve Regina’ uit die tijd.

In 1749 kreeg hij de baard in de keel; toen hij bovendien een van zijn makkers de staart van diens pruik afknipte, werd hij weggestuurd. Gelukkig mocht hij een tijd logeren bij een vriend, een arme kerkzanger; daarna vond hij een familie die hem een renteloos voorschot van 150 gulden gaf, zodat hij een klein dakkamertje en wormstekige piano kon huren; als kerkzanger en met het geven van lessen sloeg hij zich door een moeilijke tijd heen.

Al spoedig maakte Haydn kennis met invloedrijke personen, o.a. met de beroemde componist en zangleraar Porpora, van wie hij wat les kreeg in ruil voor het begeleiden van diens zangleerlingen.

In 1759 waren de ergste zorgen voorbij: Haydn werd kapelmeester bij een grafelijke familie, die ‘s zomers op haar slot buiten en ‘s winters in Wenen woonde. Onder Haydn’s leerlingen uit deze tijd waren twee dochters van de kapper Keller; Joseph ging van de jongste houden, maar het meisje wilde non worden en de naïeve musicus liet zich door de vader bepraten, haar zuster te trouwen, die drie jaar ouder was dan Haydn.

Kort daarop, in 1761, verloor Haydn zijn betrekking omdat de graaf uit bezuiniging zijn kapel moest opheffen. Juist was vorst Paul Anton Esterhazy bij Haydn’s broodheer op bezoek; hij nam Haydn als tweede kapelmeester mee naar Eisenstadt. Na een jaar stierf Paul Anton, maar Haydn bleef in dezelfde betrekking bij diens broer en opvolger Nicolaas. Deze was een echte muziekmaniak. Het typeert de goede verhouding tussen vorst en kamerdienaar – want zo en niet meer was Haydn’s positie aan het hof – dat beiden aan dezelfde lessenaar musiceerden. In 1766 betrok vorst Esterhazy zijn pas gebouwd, weelderig lustslot ‘Esterhaz’ waar Haydn, nu als eerste kapelmeester, 24 jaar lang elke zomer gewerkt heeft. Hij voelde zich gelukkig, ondanks verschillende tegenspoeden: zijn huisje te Eisenstadt, dat hij zelf had laten bouwen, brandde tot twee keer toe af en al heeft vorst Nicolaas het beide malen weer laten opbouwen, de stapels composities die door het vuur verloren gingen kon hij Haydn niet teruggeven.

Maar ook een ander vuur berokkende hem schade: zijn verhouding met de jonge zangeres Luigia Polzelli. Toen zij elkaar leerden kennen, was hij 47, zij 19 jaar oud en beiden waren ongelukkig getrouwd. Haydn heeft eens over zijn vrouw gezegd: “Het laat haar onverschillig, of haar man een schoenmaker of een kunstenaar is”, en een andere keer “Mijn vrouw was niet in staat kinderen te baren en daarom was ik tegenover de bekoorlijkheden van andere vrouwen minder onverschillig”. Erger was echter haar onuitstaanbaar humeur, zodat de goedhartige Joseph haar ‘bestia infernale’ noemde. Ook Luigia had reden tot klagen daar haar man oud en ziekelijk was. De briefwisseling tussen beiden – en daarbij bleef het niet beperkt – vertoont onomwonden de diepe gevoelens van Haydn, maar zal bekrompen mensen ergeren, want de geliefden verheelden niet hun wens dat de dood hen vrij zou maken.

Echter, nadat eerst de vrouw van Haydn gestorven was en daarna in 1800 Polzelli, werd Haydn door Luigia geprest het volgende document te ondertekenen. “Ik, ondergetekende, beloof Mevrouw Louisa Polzelli (ingeval ik van plan mocht zijn) te hertrouwen, geen andere tot vrouw te nemen dan genoemde Louisa Polzelli, en wanneer ik weduwnaar blijf, beloof ik genoemde Polzelli, haar na mijn dood een levenslang jaargeld van driehonderd gulden in Weens geld na te laten. Voor iedere rechter rechtsgeldig onderteken ik, Joseph Haydn.” De verhouding verkoelde nog meer omdat Luigia Haydn steeds om geld lastig viel, en nog voor Haydn’s dood trouwde zij met een Italiaanse zanger.

Haydn was langzamerhand een beroemd man geworden; sedert 1780 ontving hij belangrijke bedragen voor zijn werken die zowel door Oostenrijkse als door Engelse uitgevers gepubliceerd werden, zodat hij een Europese vermaardheid kreeg.

In 1790 stierf vorst Nicolaas; zijn opvolger Anton ontbond de kapel van zijn vader, doch verhoogde het pensioen van 1000 gulden, dat Nicolaas aan Haydn in zijn testament had toegewezen, nog met een derde. Haydn werd daardoor een bemiddeld man en vestigde zich in Wenen.

Zodra de toen beroemde Engelse violist Salomon van Haydn’s onafhankelijkheid hoorde, deed hij hem een mooie aanbieding , in Engeland als componist en dirigent op te treden. Toen Mozart van dit aanbod hoorde zei hij : “U bent niet opgevoed voor de grote wereld en spreekt te weinig talen”. Haydn antwoordde: “Mijn taal begrijpt men over de hele wereld”. En bij Haydn’s vertrek had Mozart een juist voorgevoel toen hij tegen zijn oudere vriend opmerkte: “Ik vrees, vader, dat wij elkander voor het laatst vaarwel zeggen”. De 58-jarige Haydn ging naar Londen waar hij zelfs aan het hof ontvangen werd; door bemiddeling van de beroemde muziekhistoricus Charles Burney benoemde de Universiteit van Oxford hem tot eredoctor.

Op zijn terugreis leerde Haydn te Godesberg Beethoven kennen, die hem spoedig naar Wenen volgde om bij hem les in theorie te nemen. De verhouding tussen beiden wilde eerst niet vlotten: Haydn was niet erg gesteld op de jonge Beethoven, die hij om zijn sterk gevoel van eigenwaarde ‘De Grootmogol’ noemde en de leerling was ontevreden dat zijn leraar de pedagogische puntjes niet beter op de i zette. Later waardeerden zij elkaar meer, en op zijn sterfbed zei Beethoven, naar een afbeelding van Haydn’s ouderlijk huis kijkend: “Een kleine hut, waarin een groot man werd geboren”.

Toen Haydn voor de tweede keer in Londen was, ontving hij bericht dat vorst Anton gestorven was en zijn opvolger Nicolaas de kapel weer wenste op te richten, zodat Haydn’s tweede Engelse reis iets korter was (1794-’95) dan de eerste (1791-’92). Toch was zij belangrijk genoeg: Haydn dankte er de teksten aan van zijn oratoria ‘Die Schöpfung’ en ‘Die Jahreszeiten’ plus een netto winst van 15.000 gulden.

Haydn’s kunstenaarschap ontwikkelde zich tot bijna aan het eind van zijn leven in een steeds sneller stijgende lijn; als grijsaard van 65 schreef hij Die Schöpfung en enkele jaren later de frisse en eeuwig jonge muziek van Die Jahreszeiten; midden onder de arbeid aan het laatste werk verloor hij zijn vrouw.

Het slot van zijn levensgeschiedenis zorgde nog voor een vrolijke noot: in 1805 stierf zijn broer Johann; men verwarde hem met de beroemde Joseph, die toen zijn eigen doodsbericht in de kranten las. Vooral Parijs heeft toen een figuur geslagen: men voerde er ter ere van de vermeende dode Mozart’s Requiem uit en Cherubini schreef een speciale treurmuziek. Haydn had veel plezier in het geval: “Die goede heren. Ik ben hen veel dank schuldig voor de ongewone eer. Als ik van de plechtigheid geweten had, was ik er zelf heen gereisd, om de Mis in eigen persoon te dirigeren”. In hetzelfde jaar werd Wenen door de Fransen bezet; zelfs de vijandelijke officieren huldigden de oude componist.

Maar Haydn voelde zich steeds zwakker: op zijn visitekaartje liet hij drukken “Weg is al mijn kracht, ik ben oud en zwak” (het strijkkwartet op.103 is hierdoor niet voltooid). Doch hij bleef de oude charmeur; kort voor zijn dood riep hij een vertrekkende vriend nog na: “Veel groeten aan de mooie vrouwen”. Hij kon haast niet meer lopen en bracht zijn dagen door met bidden en het ontvangen van bezoeken.

In 1808 ging hij voor het laatst uit en wel naar een opvoering van ‘Die Schöpfung’ ter ere van zijn 76ste verjaardag: ook toen bleek zijn grote bescheidenheid. want hij beantwoordde de bijval door naar de hemel te wijzen en te zeggen “Het komt alles van daar”.

Drie weken voor zijn dood trilde zijn huis door een kanonschot, daar Wenen door de Fransen gebombardeerd werd, maar nog bezat Haydn de geestkracht zijn huisgenoten te kalmeren: “Wees niet bang, waar Haydn is kan jullie geen ongeluk overkomen”. Zijn geest was tot het einde toe helder; hij stierf rustig.

Zijn oeuvre omvat: oratoria, klavierwerken, strijkkwartetten, symfonieën.

Uit: X-Y-Z der muziek, Casper Höweler.

Uitgever: W. de Haan, Zeist.

Toos van Gils-Lammers